Met zijn imposante gewei, krachtige verschijning en luide bronstroep in de herfst, spreekt het edelhert al eeuwenlang tot de verbeelding. Deze majestueuze hertachtige is een van de grootste hertensoorten ter wereld en een iconisch symbool van de Europese en Aziatische bossen en open landschappen.
Van de jaarlijkse cyclus van het gewei tot hun complexe sociale leven, ontdek de wereld van deze ‘koning van het woud’ met deze 15 weetjes.
1. Het edelhert is een van de grootste hertensoorten
Volwassen mannetjes, herten of stieren genoemd, kunnen een schouderhoogte van 1,2 tot 1,5 meter bereiken en wegen, afhankelijk van de ondersoort en regio, tussen de 160 en 240 kilogram, soms zelfs meer.
Vrouwtjes, hindes genoemd, zijn aanzienlijk kleiner en lichter, meestal rond de 120 tot 170 kilogram. Hun grootte en kracht maken hen tot indrukwekkende bewoners van hun leefgebied.
2. Alleen de mannetjes dragen een gewei

Net als bij de meeste hertachtigen (met uitzondering van het rendier), dragen alleen de mannelijke edelherten een gewei. Dit gewei is een benige structuur die direct uit de schedel groeit en voornamelijk dient als wapen in gevechten met rivaliserende mannetjes tijdens de paartijd (bronst) en als statussymbool om indruk te maken op hindes.
3. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen en opnieuw aangegroeid
Het gewei van een edelhert is geen permanente structuur zoals de hoorns van een antilope of rund. Elk jaar, meestal in de late winter of het vroege voorjaar, werpt het hert zijn gewei af.
Kort daarna begint er op dezelfde plek een nieuw gewei te groeien, bedekt met een zachte, fluweelachtige huid vol bloedvaten en zenuwen, de ‘bast’ genoemd. Dit nieuwe gewei groeit razendsnel, soms wel 2,5 cm per dag!
4. De groei van het gewei is een van de snelst groeiende weefsels in het dierenrijk
Het groei van het gewei vereist enorme hoeveelheden calcium, fosfor en eiwitten. Het groeiende botweefsel van het gewei is een van de snelst groeiende weefsels die bekend zijn bij zoogdieren.

Zodra het gewei volgroeid is (meestal in de late zomer), stopt de bloedtoevoer naar de bast, die vervolgens afsterft en door het hert wordt afgeschuurd tegen bomen en struiken (‘vegen’). Het harde, benige gewei is dan klaar voor de bronst.
5. De grootte en complexiteit van het gewei nemen toe met de leeftijd
Jonge mannetjes beginnen met een eenvoudig ‘spitser’-gewei (twee onvertakte stangen). Naarmate het hert ouder en sterker wordt, wordt het gewei elk jaar groter, zwaarder en complexer, met meer vertakkingen (‘enden’).
De grootte van het gewei is een indicator van de leeftijd, gezondheid en conditie van het hert. Op zeer hoge leeftijd kan de kwaliteit van het gewei weer afnemen (’terugzetten’).
6. De bronsttijd in de herfst is een spectaculaire periode
De paartijd van edelherten, de bronst genoemd, vindt plaats in de herfst (meestal september-oktober). Dit is een periode van intense activiteit en competitie tussen de mannetjes.

Ze proberen een harem van hindes te verzamelen en te verdedigen tegen rivalen. Dit gaat gepaard met luidruchtig ‘burlen’, imponeren en soms hevige gevechten waarbij de geweien als wapens worden gebruikt.
7. Het ‘burlen’ van de herten is een indrukwekkend geluid
Tijdens de bronst laten de mannelijke herten een luid, laag en langgerekt geluid horen dat ‘burlen’ wordt genoemd. Dit geluid dient meerdere doelen: het trekt hindes aan, het imponeert en waarschuwt rivaliserende mannetjes, en het geeft informatie over de grootte en conditie van het burlende hert. Het geluid kan kilometers ver dragen, vooral op stille ochtenden of avonden.
8. Edelherten leven in gescheiden groepen buiten de bronsttijd
Buiten de bronstperiode leven mannelijke en vrouwelijke edelherten meestal in aparte groepen. De hindes leven samen met hun kalveren van het huidige en voorgaande jaar in sociale groepen die ‘roedels’ worden genoemd, vaak geleid door een ervaren leidhinde. De volwassen mannetjes leven solitair of vormen kleinere, lossere groepen met andere mannetjes.
9. Het zijn herkauwers met een gevarieerd plantaardig dieet
Edelherten zijn herbivoren en herkauwers, met een maag die uit vier delen bestaat. Hun dieet is gevarieerd en afhankelijk van het seizoen en leefgebied. Ze eten grassen, kruiden, bladeren, scheuten van bomen en struiken, heide, boomschors, eikels, beukennootjes en soms zelfs landbouwgewassen.
10. Hun vachtkleur verandert met de seizoenen
Edelherten hebben een zomervacht en een wintervacht. De zomervacht is dunner en roodbruin van kleur, wat hen helpt op te gaan in de zomerse vegetatie. De wintervacht is veel dikker, langer en grijzer of donkerder bruin, wat zorgt voor betere isolatie tegen de kou en camouflage in het winterlandschap.
11. Pasgeboren kalfjes hebben vlekken ter camouflage

Na een draagtijd van ongeveer 8 maanden wordt meestal één kalf geboren in het late voorjaar of de vroege zomer. Pasgeboren edelhertkalfjes hebben een gevlekte vacht. Deze vlekken bootsen de lichtvlekken op de bosbodem na en bieden uitstekende camouflage tegen roofdieren.
De moeder laat het kalf vaak alleen verborgen liggen terwijl ze foerageert, en komt regelmatig terug om het te zogen. Na een paar weken vervagen de vlekken.
12. Ze hebben een uitstekend reukvermogen en gehoor

Edelherten vertrouwen sterk op hun reukvermogen en gehoor om gevaar te detecteren. Hun grote oren kunnen onafhankelijk van elkaar draaien om geluiden uit alle richtingen op te vangen. Hun neus is zeer gevoelig voor geuren, inclusief die van roofdieren of andere herten. Hun zicht is minder scherp, maar ze zijn wel goed in het detecteren van beweging.
13. Ze spelen een belangrijke rol in het ecosysteem
Als grote grazers hebben edelherten een aanzienlijke invloed op de vegetatie en structuur van hun leefgebied. Ze kunnen de groei van jonge bomen beïnvloeden, open plekken creëren en de samenstelling van plantengemeenschappen veranderen. Ze zijn ook een belangrijke prooi voor grote roofdieren zoals wolven en beren (waar deze voorkomen) en hun kadavers vormen een voedselbron voor aaseters.
14. De soort kent vele ondersoorten wereldwijd
Het edelhert heeft een enorm verspreidingsgebied, van West-Europa tot Centraal-Azië en Noord-Afrika, en is ook geïntroduceerd in andere delen van de wereld.

Binnen dit gebied worden talrijke ondersoorten onderscheiden, die verschillen in grootte, vachtkleur en gewei-vorm. Voorbeelden zijn het Europese edelhert, het Kaukasushert (Maral), het Jarkandhert en het nu vaak als aparte soort beschouwde Wapiti-hert uit Noord-Amerika en Oost-Azië.

