De Australische outback herbergt enkele van de meest bizarre en wonderbaarlijke wezens ter wereld, en de bergduivel (Moloch horridus) is daar absoluut een van. Dit kleine reptiel lijkt rechtstreeks uit een prehistorische film te komen met zijn stekelige pantser en unieke levenswijze.
1. De bergduivel drinkt water via zijn huid
Misschien wel het meest verbazingwekkende kenmerk van de bergduivel is zijn vermogen om water te ‘drinken’ zonder zijn mond te gebruiken.
Zijn huid is bedekt met een complex netwerk van microscopisch kleine groefjes tussen de schubben. Wanneer er dauw condenseert op zijn lichaam of als hij door een plasje water loopt, wordt het vocht via capillaire werking door deze kanaaltjes automatisch naar zijn mondhoeken getransporteerd. Hij hoeft dus alleen maar te wachten op de ochtenddauw of een zeldzame regenbui om te hydrateren.
2. Hij eet bijna uitsluitend mieren
De bergduivel is een zeer gespecialiseerde eter, een myrmecofaag. Zijn dieet bestaat vrijwel volledig uit mieren, voornamelijk van het geslacht Iridomyrmex.
Hij is geen actieve jager, maar zoekt een mierenpad op en blijft daar geduldig zitten, terwijl hij met zijn snelle, kleverige tong de passerende mieren oppikt. Een enkele bergduivel kan tijdens één maaltijd honderden, en soms zelfs duizenden mieren verorberen, met een snelheid van wel 45 mieren per minuut.
3. Hij heeft een ‘valse kop’ op zijn nek
Op de achterkant van zijn nek heeft de bergduivel een opvallende, stekelige knobbel. Wanneer de bergduivel zich bedreigd voelt door een roofdier, zoals een roofvogel of een varaan, laat hij zijn echte kop tussen zijn voorpoten zakken en presenteert hij deze valse kop.
Roofdieren worden hierdoor mogelijk in de war gebracht of richten hun aanval op dit minder vitale lichaamsdeel, waardoor de hagedis een grotere overlevingskans heeft.
4. Zijn stekels dienen ter verdediging en camouflage
Het hele lichaam van de bergduivel, van kop tot staart, is bedekt met indrukwekkende, kegelvormige stekels van verschillende groottes. Deze stekels maken hem een onaantrekkelijke en moeilijk door te slikken prooi voor veel roofdieren.
Bovendien helpen de onregelmatige vormen en de aardse kleuren van de stekels en schubben hem perfect te camoufleren tussen het zand, de stenen en de droge vegetatie van zijn woestijnachtige leefomgeving.
5. Hij kan van kleur veranderen voor camouflage en thermoregulatie
Net als sommige andere reptielen kan de bergduivel zijn huidskleur enigszins aanpassen. ’s Ochtends vroeg, als het koel is, zijn de kleuren vaak donkerder (olijfgroen, bruin) om meer zonnewarmte te absorberen. Naarmate de dag warmer wordt, worden zijn kleuren lichter (geel, roodachtig) om oververhitting te voorkomen en beter op te gaan in het door de zon beschenen zand. Deze kleurverandering helpt dus zowel bij thermoregulatie als bij camouflage.
6. Hij beweegt zich op een unieke, schommelende manier voort
De bergduivel staat niet bekend om zijn snelheid. Hij beweegt zich langzaam en bedachtzaam voort met een kenmerkende, schommelende en stijve tred. Tijdens het lopen pauzeert hij vaak en bevriest hij even. Dit onregelmatige bewegingspatroon helpt hem waarschijnlijk om minder op te vallen bij roofdieren die gevoelig zijn voor beweging en draagt bij aan zijn algehele camouflagestrategie in de uitgestrekte, open landschappen.
7. Hij leeft in de droge gebieden van Australië
De bergduivel is endemisch in Australië en komt voor in de droge tot halfdroge zandvlaktes en scrublands van West-Australië, Zuid-Australië, het Noordelijk Territorium en het zuidwesten van Queensland. Hij is perfect aangepast aan het leven in deze barre omgevingen met extreme temperaturen en beperkte waterbronnen, dankzij zijn unieke fysiologische en gedragsmatige aanpassingen zoals het drinken via de huid.
8. Vrouwtjes zijn groter dan mannetjes
Zoals bij veel reptielensoorten, vertoont de bergduivel seksueel dimorfisme in grootte. De vrouwtjes worden over het algemeen groter en zwaarder dan de mannetjes. Een volwassen vrouwtje kan een totale lengte van ongeveer 21 centimeter bereiken, terwijl mannetjes meestal iets kleiner blijven. Dit verschil houdt mogelijk verband met het feit dat vrouwtjes de eieren moeten dragen en produceren.
9. Hij legt eieren in een ondergronds hol
De voortplanting vindt plaats in de lente. Na de paring graaft het vrouwtje een nestkamer, een hol dat zo’n 30 centimeter diep kan zijn. Hierin legt ze meestal tussen de 3 en 10 eieren. Ze bedekt het hol vervolgens zorgvuldig met zand. De eieren ontwikkelen zich ondergronds, beschermd tegen de hitte en roofdieren, en komen na ongeveer 3 tot 4 maanden uit, meestal aan het begin van de warmere periode.
10. Zijn wetenschappelijke naam ‘Moloch horridus’ klinkt angstaanjagend
De wetenschappelijke naam van de bergduivel, *Moloch horridus*, werd hem in 1841 gegeven door bioloog John Edward Gray. ‘Moloch’ verwijst naar een oude Kanaänitische godheid die geassocieerd werd met kinderoffers, waarschijnlijk gekozen vanwege het angstaanjagende uiterlijk van de hagedis. ‘Horridus’ is Latijn en kan ‘stekelig’, ‘ruw’ of ‘afschrikwekkend’ betekenen. Een toepasselijke, zij het wat lugubere, naam voor dit bijzondere dier.
De bergduivel is een levend bewijs van de wonderen van evolutie en aanpassing. Met zijn bizarre uiterlijk, unieke wateropname, gespecialiseerde dieet en ingenieuze verdedigingsmechanismen is hij perfect uitgerust voor een leven in een van de meest uitdagende omgevingen op aarde. Hij mag er dan uitzien als een ‘duivel’, maar hij is een fascinerend en vreedzaam icoon van de Australische wildernis.