Stel je een antilope voor die zo klein is dat hij nauwelijks boven je knie uitkomt, met grote, donkere ogen, een grappig snuitje en kleine, puntige hoorntjes. Dat is de dik-dik!
1. Dik-diks behoren tot de kleinste antilopen ter wereld

Dik-diks (geslacht Madoqua) zijn echte dwergen in de antilopenwereld. Er zijn vier erkende soorten (Kirk’s dik-dik, Günther’s dik-dik, zilveren dik-dik en Salt’s dik-dik), en ze bereiken allemaal slechts een schouderhoogte van 30 tot 40 centimeter.
Ze wegen maar 3 tot 6 kilogram, vergelijkbaar met een kleine huiskat! Hun geringe formaat helpt hen om zich gemakkelijk te verbergen in dichte vegetatie.
2. Hun naam komt van het alarmgeluid dat ze maken
De aparte naam ‘dik-dik’ is een onomatopee, wat betekent dat het een klanknabootsing is van het geluid dat ze maken. Wanneer ze gealarmeerd of opgeschrikt worden, maken vrouwtjes vaak een hoog, fluitend geluid dat klinkt als ‘zik-zik’ of ‘dik-dik’. Ze maken dit geluid terwijl ze zigzaggend wegrennen in het struikgewas, wat roofdieren kan verwarren en soortgenoten waarschuwt.
3. Alleen de mannetjes hebben kleine, geringde hoorntjes
In tegenstelling tot sommige grotere antilopensoorten, dragen bij dik-diks alleen de mannetjes hoorns. Deze hoorns zijn klein (meestal 3 tot 7,5 cm lang), recht of licht naar achteren gebogen, en hebben duidelijke ringen aan de basis.
Ze worden gebruikt bij confrontaties met andere mannetjes om territorium of partners te verdedigen, maar zijn te klein om effectief te zijn tegen grote roofdieren.
4. Ze hebben een opvallende, beweeglijke snuit

Dik-diks hebben een verlengde, flexibele en enigszins slurfachtige snuit. Deze snuit is niet alleen handig bij het selectief plukken van de lekkerste blaadjes en scheuten, maar speelt ook een belangrijke rol bij thermoregulatie (het regelen van de lichaamstemperatuur).
Door snel lucht door de neus te pompen (panting), kan het bloed in de neusvaten afkoelen voordat het naar de hersenen gaat. Dit helpt de dik-dik om oververhitting te voorkomen in zijn warme leefomgeving.
5. Dik-diks zijn monogaam
Deze kleine antilopen staan bekend om hun monogame levensstijl, wat vrij ongebruikelijk is voor antilopen. Een mannetje en een vrouwtje vormen een paar dat meestal levenslang bij elkaar blijft. Ze leven samen in een klein, vast territorium dat ze actief verdedigen tegen andere dik-diks.
Deze sterke paarband helpt waarschijnlijk bij de efficiënte verdediging van hulpbronnen en het grootbrengen van nageslacht in hun specifieke omgeving.
6. Ze markeren hun territorium met mest en geur
Paartjes dik-diks onderhouden hun territorium door het nauwgezet te markeren. Ze doen dit door op vaste plekken mesthopen te creëren, waarbij het mannetje meestal eerst defeceert en urineert, gevolgd door het vrouwtje.
Daarnaast hebben ze een opvallende pre-orbitale klier (een geurklier net voor het oog). Ze wrijven deze klier tegen takjes en grassprieten om een teerachtige, donkere afscheiding achter te laten. Deze geurmarkeringen communiceren de grenzen van hun territorium aan buren.
7. Ze hebben ’tranen’ die geen tranen zijn
De donkere afscheiding uit de pre-orbitale klier bij hun ogen lijkt soms op tranen, maar het is dus een geurstof voor markering. Het ziet er misschien uit alsof ze huilen, maar het is een belangrijk communicatiemiddel in de wereld van de dik-dik. Ze duwen hun kop actief tegen vegetatie om de geur af te zetten.
8. Dik-diks zijn gespecialiseerde ‘browsers’
In tegenstelling tot ‘grazers’ die voornamelijk gras eten, zijn dik-diks ‘browsers’. Dit betekent dat hun dieet voornamelijk bestaat uit de meest voedzame delen van planten, zoals bladeren, scheuten, bloemknoppen, vruchten en kruiden.
Ze zijn zeer selectief en plukken alleen de hoogwaardige, gemakkelijk verteerbare hapjes. Dit stelt hen in staat om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen uit de vaak schaarse vegetatie in hun droge leefgebied.
9. Ze hebben weinig water nodig en drinken zelden
Dik-diks zijn uitstekend aangepast aan droge omgevingen en kunnen overleven met zeer weinig drinkwater. Ze halen het meeste vocht dat ze nodig hebben uit de planten die ze eten. Ze produceren ook zeer geconcentreerde urine en droge mest om waterverlies te minimaliseren. Hierdoor kunnen ze overleven in gebieden waar grotere grazers het moeilijk zouden hebben.
10. Ze zijn prooi voor veel verschillende roofdieren
Door hun kleine formaat staan dik-diks op het menu van een breed scala aan roofdieren. Luipaarden, cheeta’s, caracals, wilde honden, hyena’s, jakhalzen, bavianen, grote adelaars en zelfs pythons maken allemaal jacht op deze kleine antilopen.
Hun belangrijkste verdediging is hun uitstekende camouflage, alertheid en het vermogen om snel weg te schieten in dicht struikgewas.
11. Ze zijn vooral actief in de schemering en ’s nachts
Om de hitte van de dag te vermijden en minder zichtbaar te zijn voor roofdieren, zijn dik-diks voornamelijk actief tijdens de koelere uren van de vroege ochtend, late namiddag en nacht (schemer- en nachtactief). Overdag zoeken ze beschutting in de schaduw van dichte vegetatie, waar ze rusten en herkauwen.
12. Dik-diks zijn snel!
Ondanks hun kleine pootjes kunnen dik-diks snelheden tot wel 42 kilometer per uur bereiken wanneer ze vluchten voor gevaar. Ze rennen vaak in een kenmerkende zigzaggende sprint, waarbij ze hun hoofd laag houden en plotselinge wendingen maken om achtervolgers af te schudden in het dichte struikgewas.
