Sommige dieren hebben een unieke manier om zich aan te passen aan de barre omstandigheden van de winter: ze veranderen van kleur. Terwijl de sneeuw begint te vallen, ruilen deze dieren hun zomerse kleuren in voor een witte wintervacht, wat hen niet alleen helpt om warm te blijven, maar ook om zich te camoufleren tegen roofdieren.
1. Wezels
Niet alle wezels veranderen van kleur, maar drie soorten wel: de hermelijn (Mustela erminea), de kleine wezel (Mustela nivalis) en de langstaartwezel (Mustela frenata). In de zomer dragen deze wezels een roodbruine vacht met een witte buik. Wanneer de winter aanbreekt, begint hun donkere zomervacht plaats te maken voor een dikke, witte wintervacht.
Deze verandering begint op hun buik en spreidt zich uit naar hun rug, waarbij de zwarte punt aan hun staart behouden blijft. Deze winterse kleuren helpen hen niet alleen bij het besluipen van prooien zoals muizen en veldmuizen, maar ook om te ontsnappen aan roofdieren zoals uilen en vossen.
2. Poolvossen
De poolvos (Vulpes lagopus) is perfect aangepast aan het extreme klimaat van de arctische toendra. In de zomer heeft hij een korte, dunne, grijze vacht die hem helpt opgaan in de rotsachtige achtergrond van zijn omgeving.
Wanneer de temperaturen beginnen te dalen, verandert zijn vacht in een dikke, volledig witte winterjas die hem beschermt tegen de kou en helpt om te verdwijnen in het sneeuwlandschap. Deze verandering biedt de poolvos niet alleen camouflage, maar ook isolatie, waardoor hij bestand is tegen de barre kou van de Arctische winter.
3. Sneeuwschoenhazen (Amerikaanse haas)
De sneeuwschoenhaas (Lepus americanus), die zijn naam te danken heeft aan zijn grote achterpoten die hem helpen om op de sneeuw te lopen zonder weg te zakken, is een andere winterse kleur veranderende soort. In de zomer draagt deze haas een grijs-bruine vacht die perfect opgaat in de rotsachtige en beboste omgeving.
Wanneer de winter nadert en de dagen korter worden, verandert zijn vacht langzaam in wit, wat hem helpt om onopgemerkt te blijven in de sneeuw. Deze winterse camouflage helpt de sneeuwschoenhaas om te ontsnappen aan roofdieren zoals lynxen en uilen.
4. Sneeuwhoenders (Ptarmigans)
Sneeuwhoenders (Lagopus) behoren tot de familie van de ruigpoothoenders en leven in de Arctische toendra en boreale bossen van Noord-Amerika en Eurazië. Drie soorten, namelijk het rots-, wilg- en witstaartsneeuwhoen, veranderen van kleur in de winter. Hun bruine zomerveerpak wordt vervangen door een witte wintervacht.
Bij mannelijke rotsneeuwhoenders blijft hun witte vacht behouden tot na het broedseizoen, waardoor ze minder opvallen voor vrouwtjes tijdens de paringstijd. Daarnaast nemen ze stofbaden om hun witte veren te verbergen wanneer ze niet willen opvallen voor roofdieren.
5. Russische dwerghamsters
Veel mensen hebben deze hamster als huisdier, en aangezien ze dan in een warm huis wonen komt de verandering niet voor. Maar in het wild veranderen Russische dwerghamsters (Phodopus sungorus) van kleur. Deze kleine hamsters, die in het noorden van China, Kazachstan en Rusland voorkomen, veranderen hun bruine zomervacht in een dikke, witte vacht wanneer de winter aanbreekt.
6. Peary-Kariboes
De Peary-kariboe (Rangifer tarandus pearyi) leeft in de Canadese Arctische archipel en is aangepast aan de strenge winters daar. Deze kariboes hebben een dubbele vacht: een dikke, wollige ondervacht en een laag lange, holle haren die lucht vasthouden voor isolatie.In de zomer heeft de kariboe een lichtbruine kleur met een grijze rug, maar in de winter verandert zijn vacht grotendeels in wit, wat hem helpt opgaan in het besneeuwde landschap.