Wanneer je in Nederland wandelt in de buurt van water moet je moeite doen om ze niet te spotten: ganzen. Ze vliegen over in de bekende V-formatie of dobberen wat in het water. In groten getalen (we hebben het over enkele miljoenen) komen deze compact gebouwde watervogels overwinteren in ons koude kikkerlandje. Dankzij hun sterke, vrij lange poten kunnen ze goed over land lopen en overdag zijn ze vooral bezig met grazen. Wereldwijd komen negentien ganzensoorten voor die tot het geslacht Anser (grijze ganzen) of Branta (zwart-witte ganzen) behoren, waarvan je een groot deel ook in Nederland tegen kunt komen. En dan is er nog nummer twintig, een vreemde eend/gans in de bijt.
Ganzen van het geslacht Anser
Grauwe gans (A. anser)
Tegenwoordig is dit de meest voorkomende gans in Nederland, maar dat was nog geen veertig jaar geleden wel anders. Toen was de grauwe gans een zeer zeldzame broedvogel en werd deze soort zelfs uitgezet om te zorgen dat grauwe ganzen niet uit Nederland zouden verdwijnen. Deze grijsbruine gans heeft een lichaamslengte tussen de 75 en 90 centimeter en weegt zo’n 3 à 4 kilo. De grauwe gans is onder andere te herkennen aan de oranjeroze poten en snavel en als hij vliegt zie je lichtgrijze voorvleugels.
Kolgans (A. albifrons)
De witte vlek rondom de snavel van de kolgans heeft hem zijn naam bezorgd én maakt hem makkelijk te onderscheiden van andere soorten ganzen. Ook de zwarte strepen op de borst bij volwassen exemplaren, de oranje poten en roze snavel zijn typisch voor de kolgans. Broeden doet deze vogel het liefst op de toendra’s van Noord-Siberië, maar overwinteren doet hij graag in Nederland. Zijn favoriete kostje is lekker mals gras, maar een overgebleven suikerbietje gaat er ook wel in.
Dwerggans (A. erythropus)
Het broedgebied van de dwerggans in het hoge noorden staat onder druk door klimaatverandering en toerisme. Zweden heeft in 1979 geprobeerd de aantallen weer wat op te krikken door middel van een herintroductieprogramma, waarbij brandganzen de laatste fase van het broeden voor hun rekening namen. Tussen 1981 en 1989 zijn er 172 dwergganzen uit dit programma gekomen, niet voldoende om te zorgen dat de soort niet langer als ernstig bedreigd te boek staat. Desondanks kun je de vogel toch tegenkomen in Nederland, al moet je hem nog wel zien te spotten tussen andere soorten als de kolgans. Opvallend aan deze relatief kleine gans (53-65 centimeter) is de gele oogring en zijn zeer korte snavel.
Taigarietgans (A. fabilis)
Je moet een echte vogelkenner zijn, wil je de taigarietgans van de toendrarietgans kunnen onderscheiden. Maar laat je niet ontmoedigen, want het is te doen. De taigarietgans is met een lichaamslengte tussen de 68 en 90 centimeter over het algemeen wat groter, heeft een wigvormige kop met donkere snavel en een langere, slankere nek. Zo’n vijf procent van de totale populatie taigarietganzen overwintert in Nederland. De rest blijft voornamelijk hangen in het Oostzeegebied.
Toendrarietgans (A. serrirostris)
Gaat het nu om aparte ondersoorten of is de toendrarietgans een andere soort dan de taigarietgans? De wetenschappers zijn er nog niet over uit, maar in Nederland gaan we toch uit van twee verschillende soorten ganzen. Op basis van het geluid zijn de vogels niet van elkaar te onderscheiden en qua uiterlijk gaat het om minieme verschillen. De toendrarietgans heeft een wat kortere, zwarte snavel waar over het midden een oranje streep loopt. Zijn kop is wat ronder van vorm en zijn nek korter. Het grootste verschil zit hem eigenlijk in het broedgebied en dit zal geen verrassing zijn: de toendrarietgans broedt op de Siberische toendra’s, terwijl de taigarietgans te vinden is in de taigazone van Rusland en Scandinavië.
Kleine rietgans (A. brachyrhynchus)
En dan is er ook nog de nauwverwante kleine rietgans. In het zuidwesten van Friesland kun je ze aan het begin van de herfst tegenkomen, daarna trekken ze naar België. Hij mag dan klein heten, maar in werkelijkheid is het een middelgrote gans met een lichaamslengte van 60 tot 75 centimeter. Hij is een beetje ‘plomp’ vormgegeven en op zijn korte snavel zit een roze vlek. Ook de poten zijn roze gekleurd.
Indische gans (A. indicus)
De Indische gans is met zijn lichtgrijze verenkleed, gele snavel en poten en twee zwarte strepen op zijn witte kop een mooie verschijning. Deze gans is letterlijk een hoogvlieger; de hoogste waarneming was op 7290 meter.
Keizergans (A. canagicus)
De keizergans heeft met zijn compacte lichaamsbouw wel wat weg van een uit de kluiten gewassen eend. De veren op zijn lichaam zijn overwegend grijs en zijn kop en de achterzijde van de nek zijn wit. In 2009 werd de wereldpopulatie geschat op circa 100.000 exemplaren, maar onder andere klimaatverandering, olievervuiling en jagers hebben ervoor gezorgd dat de keizergans op de Rode Lijst van de IUCN als ‘gevoelig’ vermeld staat.
Zwaangans (A. cygnoides)
Je zou met zo’n naam misschien verwachten dat de zwaangans veel weg heeft van een sierlijke zwaan, maar dat is niet echt het geval. Een van de eerste dingen die opvalt aan de zwaangans is zijn grote, zwarte snavel. Verder heeft hij een vrij onopvallend grijsbruin verenkleed met lichte strepen. De achterzijde van het hoofd en de nek van de zwaangans zijn donkerbruin.
Sneeuwgans (A. caerulescens)
De sneeuwgans begeeft zich het liefst in het koude Noorden, in landen als Canada en Groenland. Maar in de winter wordt het hem te koud onder de voeten en trekt hij naar de zuidelijke helft van de Verenigde Staten. Deze vrij grote graseter (65-75 centimeter) heeft een grotendeels wit verenpak, alleen de vleugelpunten zijn zwart. De sneeuwgans lijkt op de Ross’ gans, maar hij is groter, heeft een langere snavel en daar zit een zwarte snijrand op. Er is ook nog een variant met een blauwgrijze kleur. Komt als dwaalgast voor in Nederland.
Ross’ gans (A. rossii)
De Ross’ gans is qua voorkomen het kleine broertje van de sneeuwgans en wordt ook wel kleine sneeuwgans genoemd. Ze worden 53 tot 66 centimeter groot, hebben een wit verenpak met zwarte vleugelpunten en rode poten en snavel. Broeden doet de Ross’ gans alleen op de toendra van Noord-Canada.
Ganzen van het geslacht Branta
Grote Canadese gans (B. canadensis)
Deze exoot komt veelvuldig voor in Nederland, al dan niet gekruist met brandganzen of de kleine Canadese variant. De grote Canadese gans kan tot wel een meter groot worden en de dominante kleur in zijn verendek is grijsbruin. Kop en hals zijn zwart, op de witte halsvlek na. Het dieet van de grote Canadese gans is voornamelijk vegetarisch, maar soms maakt hij een uitzondering voor wat dierlijke eiwitten.
Kleine Canadese gans (B. hutchinsii)
De kleine Canadese gans is het evenbeeld van de grote variant, alleen dan, de naam verklapt het al, een slag kleiner.
Brandgans (B. leucopsis)
De brandgans is een sierlijke verschijning. Zwart, wit en grijs wisselen elkaar af. Deze vrij compacte gans is 55 tot 66 centimeter lang. Zijn gezicht is wit, afgezien van de zwarte snavel en het ‘kohlrandje’ rondom de ogen. De nek, staartpunten en poten zijn eveneens zwart, terwijl zijn buik en flanken wit tot lichtgrijs zijn. Brandganzen worden veel gehouden als sierwatervogels.
Rotgans (B. bernicla)
Deze naam klinkt bijna als een scheldwoord, maar heeft te maken met het geluid dat deze vogels produceren: ‘rrot-rrot’. Broeden doet de rotgans op de toendra’s, maar voor de winter daar in alle hevigheid toeslaat, trekt hij naar ons land. De kop en nek van deze vogel zijn zwart, op een witte halsvlek na. Verder is het verenkleed voornamelijk (donker)grijs, maar onder de staart wit. Wordt ook wel zwartbuikrotgans genoemd.
Witbuikrotgans (B. hrota)
Niet alleen de buik is een stuk lichter van kleur dan die van de zwartbuikrotgans, ook de flanken en rug zijn lichtgrijs tot wit. De borst en nek zijn zwart, wat voor een mooi contrast zorgt in het verenkleed. De witbuikrotgans broedt in Arctisch Canada en op Spitsbergen. In de winter trekken enkele tientallen exemplaren naar Nederland en wanneer de winter in Denemarken te streng is naar hun zin, kan dit oplopen tot honderden vogels.
Zwarte rotgans (B. nigricans)
De zwarte rotgans is de meest zeldzame onder de rotganzen en je moet geluk hebben wil je deze vogel ’s winters in Nederland tegenkomen. Maximaal tien exemplaren hebben Nederland als bestemming om te overwinteren. De rest trekt liever naar de noordelijke kusten van de Stille Oceaan. Zoals de naam al doet vermoeden is deze soort donkerder van kleur dan de gewone rotgans en de witbuikrotgans. Rug en buik zijn donkerbruin tot bijna zwart en contrasteren mooi met de spierwitte flanken. Ook nek en borst zijn zwart van kleur.
Roodhalsgans (B. ruficollis)
Wie spot de roodhalsgans tussen de brand- en rotganzen? Het lijkt makkelijk genoeg, met dat opvallende roestbruin gekleurde ‘oor’ en de roodbruine nek, maar in een groep ganzen is het nog best een uitdaging. Bij zijn korte snavel zit een witte vlek en de rest van het lichaam van de roodhalsgans is donker tot zwart gekleurd met her en der witte strepen.
Hawaiigans of Néne (B. sandvicensis)
De Hawaiigans leeft zijn leventje in tegenstelling tot andere ganzensoort voornamelijk op het land. Hier voedt hij zich met grassen, granen en bessen. Hij heeft ook niet de voor ganzen kenmerkende ‘waggel’ en loopt opvallend soepel. Qua kleurenpalet zou je bij een gans die op Hawaï leeft waarschijnlijk wat opvallenders verwachten: zijn verenpak is bruin-beige, met op de kop, hals en rug wat donkere veren.
Je vraagt je misschien af waarom de nijlgans niet in dit lijstje staat. Deze vogel ziet eruit als een gans en met zo’n naam moet het toch een duidelijk verhaal zijn. Maar de nijlgans is dus de vreemde eend in de bijt. Het is een zogenaamde halfgans, die niet tot de onderfamilie van zwanen en ganzen (Anserinae) behoort, maar samen met de réuniongans en de mauritiusgans een eigen geslacht vormt (Alopochen).