Met zijn grote, kromme, felgele snavel, zwart-witte verenkleed en komische gedrag is de geelsnaveltok (Tockus flavirostris en verwante soorten) een opvallende en vaak luidruchtige verschijning op de savannes en in de droge bossen van Oost- en Zuidelijk Afrika. Deze middelgrote neushoornvogel, beroemd geworden als ‘Zazu’ in Disney’s Leeuwenkoning (hoewel Zazu een roodsnaveltok was!), zit vol verrassende aanpassingen en gewoonten.
1. Tokken behoren tot de familie van neushoornvogels
Geelsnaveltokken behoren tot de familie Bucerotidae, beter bekend als de neushoornvogels. Deze familie omvat ongeveer 60 soorten vogels die voorkomen in Afrika en Azië en worden gekenmerkt door hun grote, vaak kleurrijke snavels, die bij veel soorten een holle structuur (de ‘helm’ of ‘casque’) bovenop hebben.
Tokken zijn over het algemeen kleiner dan de grotere neushoornvogels en missen vaak een prominente helm.
2. De grote gele snavel is lichtgewicht maar sterk
De meest opvallende eigenschap is natuurlijk de grote, naar beneden gebogen, felgele snavel. Hoewel deze snavel er zwaar uitziet, is hij verrassend licht van gewicht. Hij bestaat uit een benige kern bedekt met keratine, met veel luchtholtes binnenin (vooral bij soorten met een helm).
De snavel is echter wel sterk en wordt gebruikt voor allerlei taken: het plukken van fruit, het vangen van insecten, het uitgraven van prooien, het verdedigen van het territorium en zelfs voor gevechten.
3. Ze hebben lange wimpers die hun ogen beschermen
Kijk goed naar de ogen van een tok en je ziet lange, borstelige wimpers. Dit zijn eigenlijk gemodificeerde veren die helpen om stof, zand en fel zonlicht uit hun ogen te houden, wat erg handig is in hun vaak droge en zonnige leefomgeving.
4. Het zijn omnivoren met een zeer breed dieet
Geelsnaveltokken zijn echte alleseters (omnivoor) en niet kieskeurig. Ze foerageren voornamelijk op de grond, waar ze zoeken naar insecten (kevers, sprinkhanen, termieten, mieren), spinnen, duizendpoten, kleine reptielen (hagedissen, gekko’s), knaagdieren en soms zelfs eieren of nestjongen van andere vogels. Ze eten ook fruit, bessen en zaden, vooral tijdens het droge seizoen.
5. Ze staan bekend om hun samenwerking met dwergmangoesten
Een fascinerend voorbeeld van mutualisme (samenwerking tussen soorten) is de relatie tussen geelsnaveltokken en dwergmangoesten.
De tokken volgen de foeragerende groepen mangoesten. De mangoesten jagen insecten op die de tokken vervolgens gemakkelijk kunnen vangen. In ruil daarvoor fungeren de alerte tokken als ‘wachters’ en slaan luid alarm bij het zien van roofdieren (zoals roofvogels), waar ook de mangoesten van profiteren. Een win-win situatie!
6. Ze hebben een uniek en bizar broedgedrag
Neushoornvogels, inclusief de geelsnaveltok, staan bekend om hun zeer ongebruikelijke broedstrategie. Wanneer het tijd is om eieren te leggen, zoekt het vrouwtje een geschikte boomholte. Zodra ze in de holte zit, metselt het mannetje (en soms helpt het vrouwtje van binnenuit) de ingang grotendeels dicht met een mengsel van modder, uitwerpselen en voedselresten. Er blijft slechts een smalle verticale spleet open.
7. Het vrouwtje blijft ‘ingemetseld’ tijdens het broeden en ruien
Het vrouwtje blijft binnen in de afgesloten nestholte gedurende de hele broedperiode (ongeveer 25 dagen) en de periode waarin de kuikens nog klein zijn (nog eens 3-4 weken). Tijdens deze periode is ze volledig afhankelijk van het mannetje voor voedsel.
Hij brengt haar en later ook de kuikens voedsel via de smalle spleet in de ‘muur’. Deze strategie biedt uitstekende bescherming tegen roofdieren zoals slangen en varanen. Terwijl ze opgesloten zit, ondergaat het vrouwtje vaak ook haar jaarlijkse rui, waarbij ze al haar slag- en staartpennen tegelijk verliest en dus tijdelijk niet kan vliegen.
8. Het mannetje is een toegewijde kostwinner
Gedurende de weken dat het vrouwtje en de jongen zijn ingemetseld, heeft het mannetje een zware taak. Hij moet onvermoeibaar voedsel verzamelen en dit via de smalle spleet aan zijn gezin voeren. Hij bewaart het voedsel vaak in zijn keelzak en braakt het dan op bij het nest. Als het mannetje iets overkomt in deze periode, is het nest gedoemd te mislukken.
9. De kuikens helpen later de ingang weer dicht te metselen
Wanneer de kuikens groter worden en het nest te krap wordt, breekt het vrouwtje de muur open en verlaat ze het nest. Opmerkelijk genoeg metselen de kuikens de ingang daarna zelf weer grotendeels dicht! Beide ouders blijven de kuikens dan nog enkele weken voeren via de spleet totdat ze groot genoeg zijn om uit te vliegen.
10. Ze leven in paren of kleine familiegroepen
Geelsnaveltokken vormen meestal monogame paren die vaak jarenlang bij elkaar blijven en samen een territorium verdedigen. Buiten het broedseizoen worden ze soms ook gezien in kleine familiegroepjes of in lossere, grotere groepen, vooral bij overvloedige voedselbronnen.
11. Ze communiceren met luide, claxonnerende geluiden
Tokken zijn geen stille vogels. Ze maken een verscheidenheid aan luide, vaak claxonnerende of tokkende geluiden, die ze gebruiken voor communicatie binnen het paar, het afbakenen van hun territorium en als alarmsignaal. Hun roep draagt vaak ver over de savanne.
12. De snavel speelt een rol bij thermoregulatie
Recenter onderzoek suggereert dat de grote snavel van tokken (en andere neushoornvogels) ook een rol speelt bij het reguleren van de lichaamstemperatuur. Door de bloedtoevoer naar de snavel aan te passen, kan de vogel warmte afgeven aan de omgeving, vergelijkbaar met de oren van een olifant. Dit helpt hen om koel te blijven in hun warme habitat.
13. Ze hebben een golvende, ‘flap-glij’-vliegstijl
De vlucht van een geelsnaveltok is kenmerkend. Ze vliegen meestal met een paar snelle vleugelslagen, gevolgd door een korte glijvlucht op uitgespreide vleugels, dan weer een paar slagen, enzovoort. Dit resulteert in een golvende vliegbaan.
14. Ze worden niet direct bedreigd
In tegenstelling tot veel grotere neushoornvogelsoorten, worden de meeste soorten geelsnaveltokken momenteel niet als bedreigd beschouwd. Ze hebben een groot verspreidingsgebied en kunnen zich redelijk aanpassen aan veranderingen in hun leefomgeving, hoewel ze wel afhankelijk zijn van geschikte nestholtes (oude bomen) en voldoende voedsel.