Een hond die blaft en een haan die kraait, maar hoe heet eigenlijk het geluid dat een everzwijn maakt? En Wist je dat het geluid dat een valk ook wel kiekeren genoemd wordt? In onderstaande tabel vind je de namen van alle geluiden die dieren maken.
aap – krijsen, schreeuwen, brullen beer – grommen, brullen bij – zoemen duif – koeren, roekoeën eend – snateren, kwaken ekster – klappen, kwekken, kekkeren everzwijn – briesen ezel – balken, iaën, giegagen fazant – kokkeren gans – gaggelen, gakken, gakkeren, snateren, kwekken geit – mekkeren, blaten giraf – neuriën haan – kraaien hert – burlen, briesen hond – blaffen, bassen, keffen, huilen, janken jachtvogel – krijten jakhals – lachen kalkoen – klokken, snateren kat – mauwen, miauwen, spinnen kikker – kwaken, kwakken, rikkekikken, kwekken, brullen, rikken kip – kakelen, tokken, klokken koe – loeien, bulken koekoek – roepen korhoen – balderen kraai – krassen krekel – sjirpen, tjirpen kwartel – slaan, kwakken leeuw – brullen meeuw – krijsen, kolderen muis – piepen mus – sjilpen, piepen neushoorn – beren olifant – trompetteren, trompetten, trompen, beren ooievaar – kleppen, klepperen paard – hinniken, briesen papegaai – praten, klappen, snateren, krauwen, krijsen pauw – schreeuwen raaf – krassen, klappen, krauwen ratelslang – ratelen ree – briesen, fiepen rund – loeien, bulken schaap – blaten, blèren, mekkeren slang – sissen tijger – brullen tortelduif – kirren uil – huilen, roepen, krassen, oehoeën, schreeuwen valk – kiekeren, krijsen varken – knorren, gillen, gieren vink – tjokken, tjokkelen walvis – zingen wolf – huilen, janken zangvogel – fluiten, zingen, piepen, slaan, gillen, gieren, tjilpen, tjotteren, striduleren zeehond – blaffen, huilen zwaluw – kwetteren
aap – krijsen, schreeuwen, brullen
beer – grommen, brullen
bij – zoemen
duif – koeren, roekoeën
eend – snateren, kwaken
ekster – klappen, kwekken, kekkeren
everzwijn – briesen
ezel – balken, iaën, giegagen
fazant – kokkeren
gans – gaggelen, gakken, gakkeren, snateren, kwekken
geit – mekkeren, blaten
giraf – neuriën
haan – kraaien
hert – burlen, briesen
hond – blaffen, bassen, keffen, huilen, janken
jachtvogel – krijten
jakhals – lachen
kalkoen – klokken, snateren
kat – mauwen, miauwen, spinnen
kikker – kwaken, kwakken, rikkekikken, kwekken, brullen, rikken
kip – kakelen, tokken, klokken
koe – loeien, bulken
koekoek – roepen
korhoen – balderen
kraai – krassen
krekel – sjirpen, tjirpen
kwartel – slaan, kwakken
leeuw – brullen
meeuw – krijsen, kolderen
muis – piepen
mus – sjilpen, piepen
neushoorn – beren
olifant – trompetteren, trompetten, trompen, beren
ooievaar – kleppen, klepperen
paard – hinniken, briesen
papegaai – praten, klappen, snateren, krauwen, krijsen
pauw – schreeuwen
raaf – krassen, klappen, krauwen
ratelslang – ratelen
ree – briesen, fiepen
rund – loeien, bulken
schaap – blaten, blèren, mekkeren
slang – sissen
tijger – brullen
tortelduif – kirren
uil – huilen, roepen, krassen, oehoeën, schreeuwen
valk – kiekeren, krijsen
varken – knorren, gillen, gieren
vink – tjokken, tjokkelen
walvis – zingen
wolf – huilen, janken
zangvogel – fluiten, zingen, piepen, slaan, gillen, gieren, tjilpen, tjotteren, striduleren
zeehond – blaffen, huilen
zwaluw – kwetteren