Het is roze, heeft een grote snavel en staat vaak op een been. Dat kan maar één dier zijn, de flamingo natuurlijk. Maar blijkbaar is de ene flamingo de andere niet, want er zijn maar liefst zes soorten. Flamingo’s werden vroeger ingedeeld bij de ooievaarachtigen, maar in 2008 bleek uit DNA-onderzoek dat ze vrij nauw verwant zijn aan de fuut, dat de duif een verre achterneef is en dat ze eigenlijk niets te maken hebben met ooievaars. Tegenwoordig vormen ze daarom hun eigen orde waar zes soorten onder vallen.
Lees ook ons lijstjes van flamingo weetjes!.
Gewone flamingo (Phoenicopterus roseus)
Deze soort wordt ook wel Europese of grote flamingo genoemd en het is dan ook het grootste lid van de familie. Volwassen dieren hebben een lichaamslengte van 150 centimeter en wegen zo’n vier kilo. Het is de enige flamingosoort die oorspronkelijk in Europa voorkwam, maar tegenwoordig kun je op ons continent diverse soorten en hybriden spotten. Het verenkleed van de gewone flamingo is lichtroze tot bijna wit, de vleugels uitgezonderd. Die zijn roze met zwarte veren aan de uiteindes. Een zwarte punt siert ook de roze snavel en de poten zijn rozegekleurd.
Rode flamingo (Phoenicopterus ruber)
Ook de rode flamingo heeft meerdere bijnamen. Zo wordt deze vogel in Suriname ‘zeegans’ genoemd en staat hij ook bekend als Caribische of Cubaanse flamingo. De rode flamingo is kleiner dan zijn Europese soortgenoot en wordt 1,2 tot 1,45 meter groot. Van alle flamingo’s heeft de rode het meest kleurrijke verenpak. De zwarte slagpennen zie je alleen als ze vliegen en de irissen zijn opvallend licht van kleur. De rode flamingo leeft in Zuid-Amerika en op de Caraïben.
Chileense flamingo (Phoenicopterus chilensis)
De Chileense flamingo komt van oorsprong voor in de Andes in Zuid-Amerika. Broeden doen zij hier in zoetwatermeren op zo’n 4.500 meter boven de zeewaterspiegel. De Chileense flamingo is van zijn familieleden te onderscheiden door zijn kleinere formaat (gemiddeld 105 centimeter) en zijn grijze poten met roze enkels. Want wat wij vaak voor knieën aanzien, zijn eigenlijk de enkelgewrichten van deze vogels.
Kleine flamingo (Phoeniconaias minor)
Ook een van de kleinste leden van de flamingofamilie wordt toch nog gemiddeld 100 centimeter groot. In Tanzania ligt het belangrijkste broedgebied van deze vogels, Lake Natron. Dit zoute meer is voor de kleine flamingo een waar paradijsje en gelukkig werd in 2018 het plan om hier een zoutfabriek neer te zetten in de kiem gesmoord. De zuurstokroze kleine flamingo heeft rode poten en een zwart puntje op zijn dieprood gekleurde snavel.
Andesflamingo (Phoenicoparrus andinus)
Zijn naam dankt deze flamingo aan zijn leefgebied: het ruige Andesgebergte. Het is de enige flamingosoort met gele poten en bij de Andesflamingo zijn de zwarte vleugelpunten altijd zichtbaar. De donkerroze kop en nek gaan over in een meer bleekroze gekleurd verenpak.
James’ flamingo (Phoenicoparrus jamesi)
De James’ flamingo heeft een naam die niet verwijst naar zijn leefgebied of uiterlijk, maar naar Harry Berkeley James, een Britse zakenman die een van deze vogels aan een ornitholoog ter beschikking stelde. Deze kleine soort (90 tot 92 centimeter) leeft ook in het Andesgebergte. Zijn bleekroze verenpak met her en der wat karmijnrood onderscheidt hem van zijn Zuid-Amerikaanse soortgenoten. Rode poten en een gele snavel met zwart puntje maken zijn look af.
Flamingo’s spotten in Nederland
Wist je dat je ook buiten de dierentuin flamingo’s tegen kunt komen in Nederland? Deze dieren broeden van mei tot juli in het Duitse Zwillbrocker Venn, net over de grens bij Groenlo, maar maken daarna graag een rondje door Nederland. Plekken waar je ze tegen kunt komen zijn onder andere het Lauwersmeer en langs de Friese IJsselmeerkust. Een grote groep van deze mooie vogels overwintert in het Grevelingenmeer.