De aarde bestaat al zo’n 4,5 miljard jaar. Het eerste leven op aarde bestond uit ééncellige organismen. Die leefden al miljarden jaren op onze planeet voordat er sprake was van ingewikkelde levensvormen die uit meerdere cellen opgebouwd waren.
Lange tijd werd gedacht dat er geen complexe levensvormen op aarde bestonden voor de periode van het Cambrium (541 miljoen jaar geleden tot 485 miljoen jaar geleden). In de loop van de jaren vijftig van de vorige eeuw vond men echter fossielen van meercellige organismen die dateren van voor het Cambriumtijdperk (het zogenaamde Precambrium).
Tegenwoordig neemt men aan dat de eerste complexe organismen ongeveer 575 miljoen jaar geleden ontstonden. De plotse ‘opstoot’ van het leven op aarde dat toen plaatsvond, noemt men de Avalon-explosie. Deze ‘explosie’ van leven gebeurde na het ijskoude geologische tijdperk van het Cryogenium (850 – 635 miljoen jaar geleden).
Het Cryogenium werd gevolgd door de warmere periode van het Ediacarium (635 – 542 miljoen jaar geleden). Over heel de aarde zijn er fossielen gevonden uit deze periode. Zij zijn de getuigen van het eerste meercellige leven op de planeet, wat paleontologen met een geleerd woord de ‘ediacarische biota’ noemen.
Uit het bestuderen van fossielen blijkt dat er niet minder dan 140 verschillende geslachten waren, waarvan nog heel weinig bekend is. Het is vaak niet duidelijk of ediacarische biota fossielen zijn van dieren, schimmels, algen, korstmossen of andere levensvormen. Hieronder een lijstje van de zes eerste meercellige organismen op aarde.
Dickinsonia
Fossielen van Dickinsonia worden al bijna 70 jaar bestudeerd door paleontologen van over heel de wereld. Het eerste Dickinsonia-fossiel werd gevonden in Australië, in 1947. Het toont de structuur van een vlakke, ovale en gestreepte levensvorm. In de jaren daarna trof men in andere werelddelen nog meerdere fossielen van Dickinsonia aan.
Wetenschappers braken zich tientallen jaren het hoofd over de vraag of het over een dier, een schimmel, een korstmos of nog wat anders ging. In september 2018 slaagden onderzoekers erin om fossiele resten van dierlijke vetten (waaronder cholesterol) aan te treffen in de fossielen. Hiermee was het bewijs geleverd dat Dickinsonia wel degelijk een dier was, waarschijnlijk het eerste meercellige dier op aarde.
Aspidella
Geoloog Alexander Murray wist niet wat hij zag toen hij in 1868 schijfvormige afdrukken ontdekte op rotsen in Newfoundland, Canada. Vier jaar later opperde paleontoloog Elkanah Billings het idee dat deze schijfvormige afdrukken fossielen waren. De bewering van Billings werd door de toenmalige onderzoekers van tafel geveegd, omdat de rotsen in Newfoundland uit het Precambrium stamden en dus ouder waren dan 542 miljoen jaar. In die tijd kon men niet geloven dat er toen al leven op aarde bestond.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekten paleontologen meerdere sporen van leven uit de Precambrium-periode. De schijfvormige sporen in Newfoundland werden toen erkend als fossiel en ingedeeld bij de soort Aspidella terranovica, waarvan men aannam dat het kwallen waren. In latere jaren ontstond hierover discussie onder de wetenschappers. De schijfvormige sporen zouden immers ook de fossiele resten kunnen zijn van zogenaamde rizoïden, wortelachtige organen waarmee zee-organismen zich aan de bodem vasthechten. Het blijft onduidelijk hoe Aspidella er in werkelijkheid heeft uitgezien.
Charnia
De fossielen van Charnia waren de eerste erkende fossielen die gevonden werden in gesteenten uit het Precambrium. Met de vondst van deze varenachtige fossielen begon de studie van de levensvormen die stamden uit de periode van het Ediacarium, ouder dan het Cambrium.
Charnia leek op een varenachtig organisme. De vertakkingen konden twee meter lang worden. Het eerste fossiel van Charnia werd in 1957 gevonden door een schooljongen in Charnwood Forest (Engeland). Er is nog steeds discussie over wat voor soort organisme Charnia precies was. Oorspronkelijk beschouwde men Charnia als een algensoort. Later werden de fossielen ingedeeld bij de ‘zeeveren’, een orde die behoort tot de koralen. Ook deze indeling bleek niet correct. Mogelijk behoorde Charnia tot een volledig afzonderlijk onbekend dierenrijk dat uitstierf op het einde van het Ediacarium.
Kimberella
Kimberella werd voor het eerst beschreven in 1966. Paleontologen troffen fossielen van Kimberella aan in de Ediacara Hills in Australië. Later werd de Witte Zee in Rusland een bekende vindplaats van Kimberella. Het organisme heeft een bilaterale, symmetrische structuur en lijkt op een naaktslak.
Oorspronkelijk dachten wetenschappers dat Kimberella een kwallensoort was. Veder onderzoek in 1997 toonden aan dat Kimberella een ‘rasptong’ bezat, een tong die tegenwoordig ook nog voorkomt bij weekdieren. Daarom beschouwen paleontologen Kimberella tegenwoordig als een mollusk (weekdier) en de verre voorouder van de huidige zeeslakken. Wereldwijd troffen onderzoekers zo’n 1000 fossielen aan van Kimberella. De grootste ervan bereiken een lengte van vijftien centimeter.
Andiva
Andiva is eveneens een fossiel dat behoort tot de Ediacarische fauna. Paleontologen vonden een eerste exemplaar in 1977, aan de kust van de Witte Zee in Noord-Rusland. Het fossiel werd beschreven in 2002 door de bekende paleontoloog Mikhail Fedonkin.
Net als Dickinsonia was Andiva een platte levensvorm met een bilaterale symmetrische structuur. Het was een organisme dat over de zeebodem kroop. Het organisme kon ongeveer tien centimeter lang worden. Waarschijnlijk was Andiva een dier, hoewel dit niet zeker is. Het onderzoek naar resten van dierlijke vetten leverde bij Andiva geen duidelijke resultaten op. De anatomie van Andiva lijkt echter te wijzen op een dierlijke levensvorm.
Funisia
Paleontologen hebben nog steeds moeite met het classificeren van Funisia. De fossielen van Funisia lijken op wormen. Misschien was Funisia de eerste levensvorm op aarde met een cilindrisch en zacht lichaam zonder ledematen, en dus de heel verre voorouder van de huidige wormen. Uit de fossiele resten blijkt dat Funisia in kolonies leefde. Onderzoekers vermoeden daarom dat de soort zich geslachtelijk voortplantte. Dat maakt Funisia tot de oudste bekende levensvorm op aarde die zich geslachtelijk reproduceerde.
Funisia werd in 2008 wetenschappelijk beschreven door dr. Mary Droser van de universiteit van Californië. Het geslacht Funisia bestaat uit slechts één soort: Funisia dorothea. De benaming ‘funisia’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘funis’, wat ‘koord’ betekent. ‘Dorothea’ is simpelweg de voornaam van Mary Drosers moeder.