Het leven van de meeste zeehonden gaat niet over rozen. Veel soorten worden bedreigd door de pelsdierjacht, overbevissing, vervuiling, ziektes en toenemende menselijke activiteit in hun leefgebied. Dit heeft een van de negentien soorten zeehonden, ook wel bekend als robben, al de das omgedaan. En dan hebben ze ook nog natuurlijke vijanden, zoals orka’s en ijsberen. Gelukkig worden steeds meer soorten beschermd en nemen diverse populaties langzaamaan weer toe.
De oorloze zeehonden, of echte zeehonden zoals men ze ook noemt, zijn onderverdeeld in twee subfamilies. De Monachinae komen vooral voor rond de Zuidpool en de Phocinae bivakkeren voornamelijk in het arctisch en subarctisch gebied.
Lees hier ook nog 10 weetjes over zeehonden.
Onderfamilie Monachinae
Noordelijke zeeolifant (Mirounga angustirostris)
Twintig tot vijftig kilo aan vis, garnalen, inktvis, krab en krill. Dat is de hoeveelheid die een noordelijke zeeolifant per dag eet. Ze kunnen dan ook 3 tot 5 meter lang worden en wegen ergens tussen de 650 en 2.000 kilo. Hun grootte, en de neus van de mannetjes die wel wat op een slurf lijkt, verklaren de naam. De mannetjes zijn geboren duikers en kunnen tot wel 1.500 meter diep gaan om voedsel te zoeken. Deze zeeroofdieren leven aan de noordoostelijke kusten van de Stille Oceaan.
Zuidelijke zeeolifant (Mirounga leonina)
De zuidelijke zeeolifant, die leeft rondom Antarctica, is nog een slagje groter dan zijn noordelijke familielid. Mannelijke exemplaren kunnen wel 6 meter lang worden en zo’n 5.000 kilogram wegen! De vrouwtjes zijn een stuk kleiner, maximaal 2,7 meter lang en 800 kilo zwaar. Het mannetje gebruikt zijn slurf niet alleen om jongen en hun moeders te beschermen. Hij kan er ook flink mee brullen, vooral tijdens de paartijd. De zuidelijke zeeolifant heeft vooral te kampen met de opwarming van het zeewater. Zijn beoogde prooien zoeken hierdoor hun heil steeds dieper en de zeeolifanten moeten dus ook dieper duiken. Dit is op zich geen probleem (het record staat op 2.388 meter), alleen kost dit meer tijd en kan de zeeolifant dus minder prooien vangen.
Mediterrane monniksrob (Monachus monachus)
De Mediterrane monniksrob heeft de twijfelachtige eer om waarschijnlijk het meest bedreigde zeeroofdier ter wereld te zijn. Er zijn nog minder dan 500 exemplaren. Veel dieren zijn gedood door vissers, die de monniksrob als een bedreiging voor de visstand zien. En bij Mauritanië zijn er veel monniksrobben overleden door een ziekte. In het noordwesten van Afrika en de oostelijke Middellandse Zee heb je nog de meeste kans om een groepje Mediterrane monniksrobben aan te treffen.
Hawaïaanse monniksrob (Monachus schauinslandi)
Ook de Hawaïaanse monniksrob wordt bedreigd in zijn voortbestaan. Waar ze eerst werden doodgeknuppeld voor hun vacht, vlees en olie, hebben ze nu te lijden onder de uitbreiding van menselijke activiteit op Hawaï. Gelukkig zien de Hawaïanen de ernst van de situatie in en doen ze er alles aan om het dier, door hen ‘Ilio-holo-i-ka-uaua’ (hond die loopt in ruw water) genoemd, te beschermen. Ze riepen de Hawaïaanse monniksrob zelfs uit tot het officiële zoogdier van de staat om bewustwording te creëren en vele ‘locals’ besteden een deel van hun vrije tijd aan de bescherming van deze dieren.
Caribische monniksrob (Monachus tropicalis)
De Caribische monniksrob is voor het laatst gespot in 1952. Met man en macht (of eigenlijk vliegtuigen en schepen) is er in de decennia daarna gezocht naar dit zeeroofdier, maar helaas zonder resultaat. Overbevissing, waardoor een tekort aan voedsel ontstond, en de jacht zijn de Caribische monniksrobben waarschijnlijk fataal geworden.
Rosszeehond (Ommatophoca rossii)
Anders dan zijn naam doet vermoeden, komt de Rosszeehond niet alleen in de Rosszee voor, maar rond het gehele continent Antarctica. Hij dankt zijn naam dan ook aan de Britse marineofficier James Clark Ross, die het dier ontdekte tijdens een van zijn expedities. Die zee is dan wel weer naar James vernoemd, evenals de Ross’ meeuw. Het eerste deel van de wetenschappelijke naam van de Rosszeehond (ommato) verwijst naar zijn grote ogen, met een doorsnede van zo’n 7 centimeter. De Rosszeehond is een specialist in het vangen van inktvissen, die ongeveer een derde van zijn dieet vormen.
Krabbeneter (Lobodon carcinophagus)
Ook de krabbeneter heeft een nogal verwarrende naam, aangezien hij vooral op krill jaagt, kleine, garnaalachtige zeediertjes. Zijn gebit is hier zelfs op aangepast, zodat hij krill makkelijk uit het water kan zeven. Aangezien krill veel voorkomt rondom het pakijs van Antarctica, hoeft de krabbeneter niet bang te zijn dat hij voedsel tekort komt. Zijn zomergarderobe bestaat uit een bruine vacht, in de winter kleurt zijn pels naar roomwit.
Weddellzeehond (Leptonychotes weddellii)
De staalgrijze Weddelzeehond kun je in het hele Antarctische gebied tegenkomen. Op het pakijs is dit dier helemaal op zijn gemak, aangezien hij hier geen natuurlijke vijanden heeft. Maar in het water wordt hij nog weleens belaagd door zwaardwalvissen en zeeluipaarden. De Weddelzeehond is een goede zwemmer die tot wel een uur onder water kan blijven en tot dieptes van 600 meter kan duiken.
Zeeluipaard (Hydrurga leptonyx)
Alle zeehonden zijn roofdieren, maar het zeeluipaard is wel een hele brute jager. Op zijn menu staan onder andere pinguïns en Weddelzeehonden, want hij heeft een voorkeur voor warmbloedige dieren. Pinguïns wil hij nog weleens flink heen en weer slingeren om zo stukken vlees van zijn prooi af te scheuren. Dankzij zijn gestroomlijnde lichaam is het zeeluipaard erg snel in het water.
Onderfamilie Phocidae
Klapmuts (Cystophora cristata)
Mannelijke klapmutsen maken indruk op de vrouwtjes door de zwarte huidzak op hun neus op te blazen en vervolgens hun neustussenschot als een soort rode ballon uit een neusgat te laten komen. Ook handig om andere mannetjes af te schrikken, die te dicht in de buurt komen van hun kroost. Net als veel andere zeehonden is er bij de klapmuts sprake van een verlengde draagtijd. Na ongeveer 250 dagen is het jong ‘af’, maar tussendoor stopt het embryo met groeien, zodat het jong geboren wordt in een gunstig jaargetijde. Een handig trucje van Moeder Natuur!
Baardrob (Erignathus barbatus)
De baardrob had misschien wel beter snorrob kunnen heten. Zijn lange snorharen helpen hem bij het opsporen van prooien onder water. Eenmaal op het droge krullen de snorharen naar binnen. De baardrob heeft geen wak nodig om uit het water te komen. Met zijn stevige kop creëert hij gewoon zijn eigen gat.
Gewone zeehond (Phoca vitulina)
De gewone zeehond kun je in Nederland in het wild tegenkomen in de Waddenzee en er leeft ook een kleine populatie in Zeeland. Bij laagwater zie je deze dieren vaak liggen zonnen op zandplaten. Misschien denk je dat de gewone zeehond altijd in de buurt van de kust blijft, maar daar vergis je je in. Onderzoek met zendertjes heeft aangetoond dat gewone zeehonden regelmatig uitstapjes maken naar open zee, tot meer dan 100 kilometer van de kust.
Larghazeehond (Phoca largha)
De larghazeehond of Westpacifische zeehond komt voor in het westelijke gedeelte van de Grote Oceaan. De Engelsen noemen dit zeeroofdier ‘spotted seal’, een naam die verwijst naar de vele bruine tot zwarte vlekken. De rest van de vacht is meestal zilvergrijs, met een donkergrijze kleur op de rug.
Ringelrob (Pusa hispida)
De ringelrob (ook wel kleine zeehond of stinkrob) heeft het niet zo op ijsberen. Niet zo gek, want hij is de favoriete prooi van deze roofdieren. Met een lengte tussen de 121 en 135 centimeter en een gewicht van rond de 115 kilo, is de ringelrob het kleinste zeezoogdier dat in de Noordzee voorkomt.
Baikalrob (Pusa sibirica)
Dit is een soort die zijn naam wel eer aandoet, want de Baikalrob komt alleen voor in het Baikalmeer in Zuid-Siberië. In zoetwater dus, als een van de weinige zeehonden. De Baikalrob stamt waarschijnlijk af van ringelrobben, die van de Noordelijke IJszee via rivieren hun weg hebben gevonden naar dit Siberische meer. De Baikalrob is het liefst in zijn eentje, al vinden deze dieren het wel fijn om ’s zomers gezamenlijk te zonnen op rotseilandjes. Het zijn monogame dieren die heel wat jaren bij elkaar blijven, want ze kunnen wel 50 tot 56 jaar oud worden.
Kaspische rob (Phoca caspica)
Ook de Kaspische rob leeft in het gebied waar hij naar vernoemd is, de Kaspische Zee. In de herfst en winter bevinden deze robben zich in de ondiepe, koude wateren in het noordoosten en hier brengen de vrouwtjes hun pups ter wereld. Verharen doen ze ook op deze plek en voorzien van een nieuwe vacht trekt de kudde zuidwaarts, naar het diepere gedeelte van de Kaspische Zee. Naast natuurlijke vijanden, zoals wolven en arenden, heeft de Kaspische rob het meest te vrezen van de mens. Per jaar worden er zo’n 50.000 jongen gedood door jagers.
Zadelrob (Pagophilus groenlandicus)
De zadelrob komt voor in de koude wateren van de Noordelijke IJszee. Het grootste gedeelte van hun leven speelt zich af in het water. Ze komen alleen op het ijs om te ruien, te paren en om hun jongen ter wereld te brengen. De jongen van de zadelrob zijn dankzij hun sneeuwwitte vacht vaak het doelwit van pelsdierjagers. In drie landen mag er nog steeds gejaagd worden op zeehonden: Canada, Groenland en Namibië. Veel zeehonden worden doodgeknuppeld, zodat hun vacht mooi blijft. In de gehele Europese Unie geldt een importverbod voor zeehondenbont, maar helaas neemt de vraag vanuit China steeds meer toe.
Bandrob (Phoca fasciata)
De bandrob lijkt door zijn tekening wel wat op een omgekieperde pinguïn, maar dan wel een stukje groter natuurlijk. Over zijn (donker)bruine vacht lopen (meestal) drie witte of geelachtige banden: één om de nek, één om de voorste flippers en een band om de achterzijde. De pups hebben deze banden nog niet. Zij worden geboren met een lange, witte vacht, die na de eerste rui blauwgrijs kleurt. Ondanks dat de bandrob niet schuw of zeldzaam is, is er maar weinig bekend over dit zeeroofdier.
Grijze zeehond (Halichoerus grypus)
Een kleine populatie van de grijze zeehond, ook wel kegelrob genoemd, leeft in de Waddenzee. En in Nederland kun je dit zeeroofdier ook aantreffen in de Zeeuwse zoute wateren. Hij heeft een nogal exclusieve smaak en eet het liefst vissoorten als kabeljauw en zalm, wat hem niet geliefd maakt bij vissers. Vrouwelijke grijze zeehonden kunnen wel meer dan 45 jaar oud worden en 30 jaar is de maximale leeftijd van mannetjes.